TMF, in handen van private equity investeerder CVC, en een grote internationale dienstverlener en nog steeds ook trustkantoor, is vanuit de Britse Maagdeneilanden en vanuit Nederland als trustee/bestuurder betrokken bij een vastgoedproject in de Dominicaanse Republiek. Er zou een resort worden opgezet met hotels, appartementen en uiteraard de onvermijdelijke golflink. Beleggers konden in de ontwikkelaars van dit project, met verleidelijke namen als Carribean Comfort en GolfOne Host, participeren. Klein probleem: het project ging niet door. En de beleggers waren hun geld kwijt. De beleggers gingen procederen tegen TMF. Dat leek als één van de weinige betrokkenen wel verhaal te bieden. De beleggers leken in 2010 bij de Hoge Raad gelijk te krijgen: De enkele omstandigheid dat de trustee geen – beslissende – zeggenschap had in de vennootschappen waarvan zij trustee is, brengt niet mee dat haar geen verwijt zou kunnen worden gemaakt van het overtreden van de Wte door deze vennootschappen, nu zij als trustee ook zonder deze zeggenschap gehouden kan zijn toezicht te houden op de naleving van de(ze) wet. Na het arrest van 17 december 2010 volgde een verwijzingsprocedure waarin het nog uitsluitend ging om de vraag of TMF aansprakelijk was als bestuurder. Op 30 maart 2018 besliste de Hoge Raad dat het gerechtshof Den Bosch terecht had beslist dat TMF (toch) niet aansprakelijk is. TMF Management was weliswaar trustee/medebestuurder van vier van de vennootschappen die het project leidden, maar zij verrichtte slechts management- en administratieve diensten. Zij was niet betrokken bij het aanbieden en verkopen van de beleggingen in Nederland en zij had dus een beperkte taak als bestuurder. TMF kan, aldus de Hoge Raad, niet persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. Ook al had de vennootschap waarvan TMF één van de bestuurders was onzorgvuldig gehandeld, nog steeds moet voor iedere bestuurder afzonderlijk eerst worden vastgesteld dat die (persoonlijk) ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, voordat aansprakelijkheid in zicht komt. De Hoge Raad wijst de klacht, erop gebaseerd dat hier sprake was van collectieve aansprakelijkheid, af.
Dit arrest is interessant omdat het benadrukt dat er een belangrijk verschil blijft tussen interne bestuurdersaansprakelijkheid (jegens de vennootschap) en externe (jegens crediteuren). Bij interne bestuurdersaansprakelijkheid draagt elke bestuurder jegens de rechtspersoon verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken en is elke bestuurder voor het geheel aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur tenzij hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen. Collectieve bestuurdersaansprakelijkheid is regel, “tegenbewijs” door een individuele bestuurder is echter mogelijk. Bij externe bestuurdersaansprakelijkheid is individuele aansprakelijkheid regel, maar is aansprakelijkheid van alle bestuurders niet uitgesloten. Voor hen allen moet dan wel komen vast te staan dat zij persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. En dat blijft een hoge drempel!