Een werkgever vroeg voor een secretaresse een ontslagvergunning bij het UWV aan wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De werkgever, die kennelijk vreesde dat het ontslag niet rond zou komen, vertelde de werkneemster dat hij privé-e-mails van haar ging laten zien, tenzij zij zou instemmen met een beëindigingsovereenkomst. Uit die privé-e-mails moest dan blijken dat de werkneemster eerder een buitenechtelijke relatie had. De werkneemster ging hier niet in mee en het UWV wees vervolgens de ontslagaanvraag af. Daarna ging de secretaresse in de aanval.
Zij verzocht de kantonrechter wegens een verstoorde arbeidsrelatie om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wilde daarbij een billijke vergoeding. De kantonrechter was het met de secretaresse eens dat er tussen de partijen een onherstelbare vertrouwensbreuk was ontstaan en ontbond de arbeidsovereenkomst. Echter, hoewel de werkgever met de inbreng van privé-e-mails wel een grens had overschreden en verwijtbaar had gehandeld, was volgens deze Brabantse kantonrechter niet voldoende aannemelijk dat hij die e-mails had gebruikt om de werkneemster te manipuleren, chanteren of schaden. Het werkgeversgedrag leidde niet tot het oordeel dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. De rechter vond dat de billijke vergoeding dus niet verschuldigd was.