Op 11 april 2018 koopt RT Elst Holding B.V. voor € 400.000,00 alle aandelen in een in Gelderland gevestigde vennootschap waarin een bewindvoerderspraktijk wordt uitgeoefend. Voorafgaand aan de koop geeft de verkoper in een informatiememorandum aan: “Op dit moment is er een stop van het aannemen van klanten. Het stopzetten was om te voorkomen dat de kwaliteit onder de maat zou komen. Door afscheid van de dochter is er kennis weggegaan, maar dit heeft ook behoorlijk ingewerkt op het personeel.” Na vragen van de aanstaande koper hierover wordt geantwoord dat de koper de cliëntenstop zal kunnen opheffen en actief aan het werk zal kunnen gaan om op basis van de goede naam van het gekochte bedrijf weer nieuwe klanten te werven.
Kat in de zak
Achteraf, na de koop, ontdekt de koper een brief van de rechtbank Gelderland van 27 december 2017, waaruit volgt dat er over dit bewindvoerderskantoor buitensporig hoge aantallen klachten waren ingediend en verzoeken om ontslag van dit bewindvoerderskantoor, terwijl er ook nog een grote voorraad aan nog te bespreken klachten en verzoeken was, waardoor het aannemen van nieuwe cliënten beslist niet aan de orde is. De rechtbank spreekt over een al jarenlang lopend traject van herhaald disfunctioneren van het kantoor, met tijdelijke perioden waarin het iets beter is gegaan. Het kantoor voldoet volgens de rechtbank niet aan de gebruikelijke eisen en het moet de mededeling op de website hierover dan ook per omgaande verwijderen.
Bedrog
Na de ontdekking van deze brief schrijft de koper de verkoper aan: over de “cliëntenstop” zijn opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan en belangrijke feiten zijn in strijd met de spreekplicht verzwegen. Als de koper juist zou zijn geïnformeerd zou zij niet hebben gekocht. De brief van de rechtbank Gelderland van 27 december 2017 bevond zich ook niet in de administratie en is pas boven water gekomen na de koop, toen de koper vroeg waarom het bewindvoerderskantoor niet meer benoembaar was en voor verdere informatie naar de rechtbank was verwezen…
De rechtsgrond “bedrog” behoort tot de wilsgebreken, samen met “dwaling, misbruik van omstandigheden en bedreiging”. Als men een rechtshandeling (zoals het sluiten van een overeenkomst) aangaat maar de wil daartoe is onder invloed van deze wilsgebreken gevormd dan is de rechtshandeling vernietigbaar. En dan kan de rechtshandeling geheel of gedeeltelijk worden teruggedraaid. En zelfs kan de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding instellen, als er tenminste tevens een onrechtmatige daad is gepleegd. De verkoper van de aandelen van het bewindvoerderskantoor geeft echter niet thuis.
Vernietiging en onrechtmatige daad
De koper stapt dan ook naar de rechtbank Rotterdam. Die overwoog op 27 november 2019 dat de reden van de gedwongen “cliëntenstop” het langdurig disfunctioneren was. Deze “cliëntenstop” raakt de kern van de gekochte economische activiteit. De verkoper was dan ook verplicht dit te melden aan de potentiële koper. De rechtbank gaat ervan uit dat er ten minste sprake was van “voorwaardelijke opzet”, in die zin dat de verkoper willens en wetens de reële kans aanvaardde dat de koper door haar gedrag werd misleid. De koper zou bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet (onder dezelfde voorwaarden) hebben gesloten. De rechtbank verklaart voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en veroordeelt de verkoper tot terugbetaling van € 400.000,-. Daarnaast wordt bepaald dat de verdere schade – die nog in kaart gebracht moet worden – door de verkopers zal moeten worden vergoed. Bovendien worden de verkopers veroordeeld in de proceskosten ad ruim € 10.000,-. Je vraagt je overigens wel af: biedt de verkoper nog wel verhaal…
Hoge Raad: dwaling; aanpassing koopprijs
Binnen de wilsgebreken is bedrog de overtreffende trap. Veelal baseert de koper van bijvoorbeeld aandelen zich in een dispuut op dwaling (artikel 6:228 BW). Zo vond Maetis N.V. (“Zorg van de Zaak N.V.”) toen zij aandelen in twee arbodiensten had gekocht dat er méér klanten hadden opgezegd dan zij had mogen verwachten op grond van het due diligence-onderzoek. Op een aan Maetis afgegeven lijst van opzeggingen door klanten kwam een aantal klanten niet voor terwijl die toch echt onvoorwaardelijk hadden opgezegd. De verkoper had deze “pro-forma”-opzeggingen buiten beschouwing gelaten. Maetis vond dat de verkoper alle onvoorwaardelijke opzeggingen had moeten melden en vernietigde de koopovereenkomst wegens dwaling. Tegelijk claimde zij aanpassing van de koopprijs door de daarvoor afgesproken multiplier te verlagen van 5,47 naar 4,47. Het gerechtshof vond die verlaging van de multiplier niet geschikt om het nadeel van Maetis te berekenen. De Hoge Raad was het daarmee niet eens en besliste op 6 december 2019 dat de door Maetis voorgestelde maatstaf om het nadeel te berekenen weliswaar niet geschikt behoefde te zijn maar dat het hof dat nadeel dan toch had moeten vaststellen, eventueel schattenderwijs. In het geval van dwaling is een machtig middel voor de dwalende een aanpassing van de overeenkomst te eisen: de overeenkomst blijft dan deels in stand en wordt – vaak met een lagere koopprijs – deels aangepast.
De bedrogen koper van de bewindvoerderspraktijk had echter een zodanige kat in de zak gekocht dat zelfs een koopsom van € 1,- nog te hoog zou zijn geweest!