Twee indirect 50%-aandeelhouders in Culion B.V., een keukenfabrikant in Kampen, hebben mot met elkaar. Dat leidt tot een impasse. Hun gezamenlijke onderneming komt daardoor in het nauw; de onderneming moet verhuizen maar daarvoor is zo’n € 300.000,- nodig en dat geld kan niet via een verhoging van het krediet worden gefinancierd. De ene aandeelhouder eist in kort geding dat de andere aandeelhouder meewerkt aan een besluit om een agiostorting of aandelenuitgifte te bereiken, op straffe van een dwangsom. Kan dit wel? Een aandeelhouder kan toch niet worden gedwongen hoe te stemmen? Op 9 juli 2021 wijst de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland die eis toe. Op 7 juni 2022 bekrachtigt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat vonnis.
Noodzaakfinanciering
De rechters passen hier zoals vaker bestaande jurisprudentie toe:
- er moet sprake zijn van financiële nood die het voortbestaan van de vennootschap in gevaar brengt;
- er moet sprake zijn van een impasse in de besluitvorming binnen de vennootschap;
- er dient geen reëel uitzicht te zijn op financiering via een andere bron dan uitgifte van nieuwe aandelen.
Deze vereisten nalopend constateert ook het hof, op basis van een externe rapportage, dat externe financiering niet aannemelijk is. De bankstand was € 238.000,- negatief per 31 mei 2021, de prognose was dat dit verder zal oplopen. Het voortbestaan van Culion dreigt hierdoor in gevaar te komen. Mede omdat de aandeelhouders eerder al tevergeefs bij de Ondernemingskamer waren geweest staat wel vast dat de interne besluitvorming in een impasse verkeert. En omdat er geen reële andere alternatieven zijn voor de noodzakelijk geachte financiering kan de eis worden toegewezen. Er moet een agiostorting of een aandelenuitgifte volgen, waarbij die opties concreet zijn uitgewerkt, met een onderbouwde uitgiftekoers. Op die manier krijgen de aandeelhouders de kans om ook zelf geld op tafel te leggen en (naar rato) mee te doen. En doet een aandeelhouder niet mee dan moet hij dulden dat verwaterd wordt…
Vrijheid aandeelhouders
Een zo vergaand ingrijpen is uiteraard heel bijzonder. Tenzij (in aandeelhoudersovereenkomst of statuten) anders overeengekomen kunnen aandeelhouders niet worden verplicht om te financieren of hun kapitaaldeelname uit te breiden. En waarom zou een aandeelhouder verplicht zijn om uitgifte van aandelen te aanvaarden? Die grote mate van vrijheid wordt echter begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid. De onwillige aandeelhouder had drie opties gekregen om mee te doen in de financiering, op dezelfde basis als de andere 50%-aandeelhouder. Daarbij was de uitgiftekoers van de nieuwe aandelen objectief vastgesteld en zijn alle onderliggende stukken gedeeld. In een situatie waarin de besluitvorming geblokkeerd is en een onderneming op de rand van de financiële afgrond staat “wordt alles vloeibaar”, mits alle noodzakelijke stappen netjes worden gezet. De Hoge Raad heeft in de Inter Access-zaak in 2011 al beslist dat de rechter (Ondernemingskamer) grote vrijheid heeft om onmiddellijke voorzieningen te treffen, ook als daarbij “tijdelijk” inbreuk wordt gemaakt op de geldende rechtsverhoudingen binnen de rechtspersoon en dat kan leiden tot onomkeerbare gevolgen. De rechter balanceert mijns inziens wel op het randje, mede omdat in een voorlopige voorziening niet altijd even grondig kan worden onderzocht hoe de zaken er echt voorstaan. Een minderheidsaandeelhouder zou op deze wijze (bijvoorbeeld door een conversie van een lening in aandelenkapitaal) ineens een meerderheidsbelang kunnen krijgen. Met dit in het achterhoofd doen aandeelhouders er goed aan om (genuanceerde) anti-verwateringsclausules in de statuten en/of aandeelhoudersovereenkomst op te nemen dan wel andere afspraken te maken over eventuele nood- en exit-scenario’s.