Schuldeisers van een B.V. die wordt “beëindigd” krijgen geregeld te maken met de zogenaamde turboliquidatie: ontbinding van de vennootschap zonder vereffening. Bij raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel ziet men dan dat de B.V. niet meer bestaat. Dat kan een hard gelag zijn. Kan dat zomaar? Ja, in beginsel wel: een vennootschap kan immers worden ontbonden door een besluit van de aandeelhouder. En als de vennootschap op dat tijdstip geen baten meer heeft houdt hij op te bestaan en dan moet dit worden ingeschreven in het handelsregister. Deze “turboliquidatie” komt veel voor bij vennootschappen die in zwaar weer verkeren. Crediteuren zien hun debiteur dan ineens verdwijnen en al snel ontstaat wantrouwen: was dit wel nodig? Waar zijn de bezittingen van de debiteur gebleven? Moesten de crediteuren niet naar evenredigheid worden betaald? Of heeft de bestuurder van de verdwenen vennootschap vooral aan zichzelf gedacht? De rechtspraak worstelt nog wel eens met deze turboliquidatie en de mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid.
Op 4 januari 2022 besliste het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de bestuurder van een ontbonden vennootschap niet persoonlijk aansprakelijk was jegens een crediteur die onbetaald werd gelaten. Ten tijde van de ontbinding waren er geen baten meer. Het stak de crediteur dat de aandeelhouder/bestuurder direct daarna met een nieuwe, soortgelijke onderneming verder was gegaan. Voor het gerechtshof was dit niet onrechtmatig: het enkele feit dat de bestuurder om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien zijn kennis en kunde aanwendt door in een andere opgerichte vennootschap zijn expertise in te zetten, is toegestaan. Die bestuurder had immers ook bij een ander bedrijf in loondienst kunnen gaan. En dat er al enig “voorwerk” was verricht maakte dat niet alsnog onrechtmatig. Anders was de situatie beslist door de kantonrechter in Amsterdam op 14 juni 2021. Een vennootschap verhuurde kamers en had waarborgsommen en administratiekosten geïncasseerd. De huurders verzochten begin 2020 om terugbetaling van de betaalde bedragen. De verhuurder gaf eerst “vouchers” af (“in verband met COVID-19 zijn wij niet in de gelegenheid nu gelden over te maken”) maar kort daarna werd de vennootschap ontbonden “wegens een gebrek aan baten”. De kantonrechter overwoog dat een rechtspersoon in beginsel mag overgaan tot turboliquidatie maar dat de bestuurder die hierbij betrokken is onrechtmatig handelt als er op het moment van ontbinding nog (te verwachten) baten zijn of als de handelwijze van de bestuurder anderszins zo onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Door het afgeven van de vouchers werden de huurders in de waan gelaten dat zij hun geld terug zouden krijgen. Daarnaast overtuigde de door de bestuurder getoonde slotbalans niet. Onderliggende financiële stukken ontbraken en de balans was niet door een administrateur/accountant opgemaakt. Ook bleef onduidelijk waar de waarborgsommen waren gebleven.
Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie
Er is behoefte aan meer duidelijkheid. Vanaf 2021 is dan ook het wetsvoorstel “Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie” aanhangig. De nieuwe wet moet schuldeisers beter beschermen, de transparantie vergroten en misbruik tegengaan.
Het bestuur van een vennootschap moet binnen tien werkdagen na het besluit tot ontbinding financiële verantwoording afleggen. Onder meer de volgende stukken moeten bij de Kamer van Koophandel worden gedeponeerd:
- een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de vennootschap is ontbonden
- een schriftelijke toelichting bij het ontbreken van baten op het moment van ontbinding
- de jaarrekening van eerdere jaren
- een slotuitdelingslijst, als vóór de ontbinding schuldeisers zijn betaald.
Bovendien moeten de schuldeisers direct na deponering op die deponering worden gewezen. Het niet naleven van deze verplichting is een economisch delict en bestuurders kunnen bij overtreding een verbod krijgen om maximaal vijf jaar de functie van bestuurder uit te oefenen.
Het is nog onduidelijk wanneer de nieuwe wet wordt voorgelegd aan de kamer. Een snelle behandeling van het wetsvoorstel is gewenst gezien de open normen (treft de “bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt”) die de rechter nu moet toepassen.