Slapend dienstverband
De rechtbank Den Haag heeft op 28 maart 2019 als eerste rechter de knoop doorgehakt: de werkgever móet de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer opzeggen om die werknemer een transitievergoeding te bezorgen! Tot dusver – zie de uitspraak een week eerder van de rechtbank Overijssel van 21 maart 2019 – was dat nog een brug te ver. Wat is er aan de hand?
Bij de directrice van een zorginstelling werd kanker gediagnostiseerd. Zij valt langdurig uit en de medici geven aan dat zij uitbehandeld is. Zij ontvangt een IVA-uitkering en het is onwaarschijnlijk dat zij haar functie weer zal kunnen vervullen. De zorginstelling ontslaat de directrice uit haar statutaire functie maar laat haar slapend dienstverband in stand (“Wij gunnen u de veiligheid van een dienstverband om te herstellen en te re-integreren zodra dit mogelijk is”). De zorginstelling zinspeelt op een mogelijk andere functie, echter: indien en voor zover mogelijk… De directrice vindt dat zij in dienst wordt gehouden uitsluitend om haar op haar pensioengerechtigde leeftijd zonder transitievergoeding te kunnen ontslaan en spant een kort geding aan.
Beslissing rechtbank Den Haag in kort geding
De voorzieningenrechter memoreert dat werkgevers tot nu toe eigenlijk niet gedwongen konden worden een slapend dienstverband op te zeggen. Maar hij wijst er fijntjes op dat deze rechtspraak dateert van vóór de Wet compensatie transitievergoedingen, die in werking zal treden op 1 april 2020. Met die wet kunnen werkgevers die wegens beëindiging van een slapend dienstverband, dus na minimaal twee jaar arbeidsongeschiktheid, een transitievergoeding moeten betalen hiervoor gecompenseerd worden door het UWV. De memorie van toelichting bij die wet gaf aan dat de wetgever met deze wet dus niet gekozen heeft voor het laten vervallen van een transitievergoeding voor werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn, maar… de Wet compensatie transitievergoeding regelt de financiële compensatie. De wet verplicht de werkgever niet een dienstverband op te zeggen. De rechter in Den Haag geeft aan dat dit wel de bedoeling van die wet is: de toenmalige minister van sociale zaken en werkgelegenheid heeft namelijk gezegd dat het alleen in dienst houden van een werknemer om geen transitievergoeding verschuldigd te raken niet getuigt van fatsoenlijk werkgeverschap.
Nu er geen kans is dat de directrice nog aan de slag gaat bij deze werkgever en haar arbeidsovereenkomst een lege huls is geworden moet de werkgever wel hele bijzondere argumenten hebben om de arbeidsovereenkomst niet op te zeggen, kortom. Het enkele feit dat de werkgever tot 1 april 2020 moet wachten op de compensatie van het UWV is naar zijn oordeel geen zwaarwegende reden. De rechter beveelt de werkgever om de arbeidsovereenkomst binnen drie werkdagen op te zeggen onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding van ruim € 150.000,-, op straffe van een dwangsom.
Koerswijziging: altijd transitievergoeding bij slapend dienstverband?
De vraag is of deze beslissing van de rechtbank Den Haag ook in andere situaties met een slapend dienstverband toegepast moet worden. Is er wel strijd met het goed werkgeverschap? In ieder geval niet als er nog een redelijke kans is dat de werknemer toch kan re-integreren, ook al is dat op langere termijn. En het is bovendien nog niet 100% zeker dat de Wet compensatie transitievergoeding daadwerkelijk per 1 april 2020 wordt ingevoerd. Het zal dus onder meer van de omstandigheden afhangen of werknemers met een slapend dienstverband kans maken op een transitievergoeding. Ongetwijfeld zal snel verdere rechtspraak volgen! De Groen & Van Lint Advocaten adviseert werkgevers en werknemers verder!