Bij de vereffening van een nalatenschap, onder meer als de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd, moet er aan de crediteuren en andere belanghebbenden worden betaald ofwel: uitgedeeld. De beoogde betalingen staan dan op een uitdelingslijst. Die lijst moet, telkens als er baten onder de erkende schuldeisers zijn te verdelen, ieders aandeel vaststellen, in lijn met de uitdeling in een faillissement. Hoewel de wet niet voorziet in een tussentijdse uitdeling werd die in 2015 door de rechtbank Amsterdam wel toegestaan.
De wet geeft waarborgen opdat de uitdeling ordelijk gebeurt: rekening en verantwoording, bekendmaking en de mogelijkheid voor iedere belanghebbende hiertegen in verzet te komen. Maar hoe zit dat nu bij een tussentijdse uitdelingslijst? Dat kwam aan de orde in de volgende situatie.
Tussentijdse uitdeling
Nadat haar man in 2012 was overleden aanvaardde zijn weduwe de nalatenschap van haar echtgenoot beneficiair, zowel voor haarzelf als voor haar kinderen. De rechtbank benoemde een jaar nadien een vereffenaar en ook een rechter-commissaris. Er was een behoorlijk vermogen maar ook een aanzienlijke belastingschuld (die zou ruim € 30 miljoen bedragen) en de weduwe zal niet hebben staan springen om belasting te betalen. Een onafhankelijke vereffenaar kan dan nuttig zijn en geregeld verzoeken crediteuren om benoeming van een vereffenaar, zodat hun belangen beter gewaarborgd zijn. De vereffenaar diende op 8 februari 2021 een tussentijdse uitdelingslijst in (met een betaling van € 4,5 miljoen aan de Belastingdienst). Daartegen werd een verzetschrift ingediend. Snel daarna trok de vereffenaar de al gedeponeerde tussentijdse uitdelingslijst in en hij diende daarop een aangepaste tussentijdse uitdelingslijst in (niet € 4,5 miljoen maar € 3 miljoen aan de Belastingdienst). Het verzet werd echter niet ingetrokken. De rechtbank Oost-Brabant, die het verzet moest beoordelen, zat kennelijk enigszins met de zaak in haar maag en oordeelde dat een uitdelingslijst alleen kan worden ingetrokken als er overduidelijke fouten moeten worden hersteld. De vereffenaar ging in cassatie en de Hoge Raad gaf op 3 februari 2023 uitsluitsel. Bij een vereffening van een nalatenschap (conform afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW) bestaat de mogelijkheid van een tussentijdse uitdeling. Belanghebbenden kunnen conform de wet daartegen in verzet komen maar een vereffenaar is ook bevoegd om een tussentijdse uitdelingslijst in te trekken zolang die nog niet verbindend is geworden. Ook buiten de situatie dat sprake is van overduidelijke fouten heeft de vereffenaar dus speelruimte. De beschikking van de Hoge Raad bevestigt dat dan wel de procedurevoorschriften van artikel 4:218 BW moeten worden gevolgd.
Weer een puzzelstukje op de goede plaats gelegd! Het erfrecht ontwikkelt zich in de jurisprudentie steeds fijnmaziger. De Groen & Van Lint Advocaten adviseert en procedeert ook in erfrechtzaken.