Welke werknemer met een zwaardere of commercieel belangrijke functie heeft geen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd)? Zo’n beding beperkt de werknemer soms aanzienlijk. De rechter kan ook een streep door dat concurrentiebeding – inclusief een relatiebeding – zetten als de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever onbillijk wordt benadeeld. De rechter weegt dan de belangen van werkgever en werknemer tegen elkaar af. De uitkomst is soms moeilijk te voorspellen.
Een andere optie in zo’n situatie werd behandeld door de kantonrechter in Rotterdam op 25 februari 2022. Wat was er aan de hand? Een junior werkvoorbereider/tekenaar, indertijd 24 jaar oud, trad in 2014 dienst van een werkgever. In zijn arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding, met een boete van € 5.000,- per overtreding en € 1.500,- per dag die de overtreding voortduurt. Per 1 juli 2020 gaat de werknemer over naar een ander bedrijf als gevolg van een overgang van onderneming. Alles blijft hetzelfde, ook het concurrentiebeding. Alleen bekleedt de werknemer vanaf dan een andere functie: junior projectleider. Hij heeft daardoor de dagelijkse leiding op projecten en is het aanspreekpunt voor klanten. Hij werkt met een kleiner klantenbestand maar met een groter takenpakket. De kantonrechter beslist uiteindelijk dat het concurrentiebeding door die functiewijziging aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Als het concurrentiebeding zou worden gehandhaafd dan zou de werknemer niet als werkvoorbereider maar ook niet als projectleider aan de slag kunnen bij een concurrent. Door die nieuwe functie als projectleider wordt hij zodanig belemmerd in het vinden van een nieuwe, gelijkwaardige baan dat de kantonrechter oordeelt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Het had dan ook opnieuw schriftelijk moeten worden overeengekomen met de werknemer. Dat is niet gebeurd en de kantonrechter schorst het concurrentiebeding uit 2014.
Het kan ook anders uitpakken in zo’n situatie. Een werknemer die in 2016 begonnen was als digital marketing manager en in 2019 benoemd werd tot digital media manager hoopte bij een concurrent e-commerce director te worden. Hij haalde bakzeil. De kantonrechter in Utrecht besliste op 24 december 2021 dat de functie van de werknemer niet daadwerkelijk ingrijpend was gewijzigd; een schriftelijke vastlegging ontbrak en het salaris en de verdere arbeidsvoorwaarden waren ook niet aangepast. Het tweede argument – zijn belangen wogen zwaarder dan die van zijn werkgever – haalde het ook niet. De werknemer was daadwerkelijk betrokken bij de marketingstrategieën van de werkgever en zou die kennis kunnen toepassen bij een concurrent. Het concurrentiebeding bleef dus gehandhaafd.
Weer een andere variant: een junior verkoopmedewerker, in die functie werkzaam vanaf 1 mei 2005, vervult in de jaren daarna feitelijk werkzaamheden als accountmanager. Zijn salaris nam ook met 45% toe en hij werd met name ingezet op een aantal specifieke prospects. Het gerechtshof Den Bosch stelde op 9 februari 2021 vast dat het aanvankelijk gesloten concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder was gaan drukken en dat het dus opnieuw overeengekomen had moeten worden. Dit temeer nu de belangen van de werknemer, afgezet tegenover de belangen van de werkgever, meer gewicht in de schaal legden: hij kon bij de concurrent 35% meer salaris krijgen, naast betere doorgroeimogelijkheden. Ook had de werkgever slechts weinig in hem geïnvesteerd.
Het juridisch kader in deze situatie wordt gevormd door het Brabant/Van Uffelen-arrest van 9 maart 1979 en de uitwerking daarvan in het AVM Accountants/Spaan-arrest van 5 januari 2007. De rechter moet niet alleen onderzoeken of de arbeidsverhouding ingrijpend is gewijzigd (waardoor de werknemer opnieuw in de gelegenheid had moeten worden gesteld het concurrentiebeding goed te overwegen), maar ook of die wijziging wel meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Niet elke ingrijpende wijziging heeft tot gevolg dat het concurrentiebeding ook echt een grotere beperking vormt. Daarbij is mede van belang of redelijkerwijs te voorzien was, op het moment dat het concurrentiebeding schriftelijk werd afgesproken, dat de carrière van de werknemer zich in zo’n richting zou ontwikkelen dat het concurrentiebeding redelijkerwijs op zijn plaats was. Bijvoorbeeld een aankomend accountant die in dienst treedt met het perspectief op doorgroei naar partnerschap zal veelal moeten aanvaarden dat een relatiebeding nu eenmaal bij het voorgenomen carrièrepad hoort.
Ook recente rechtspraak bewijst dat het telkens weer om een beoordeling van de specifieke situatie gaat. De Groen & Van Lint Advocaten adviseert en procedeert veelvuldig in deze situaties.