Het gebeurt geregeld dat een werknemer een concurrentie- en/of relatiebeding probeert te omzeilen. Werkt dat? Enige tijd geleden eiste een werkgever in kort geding eist dat zijn ex-werkneemster zich aan haar concurrentiebeding hield. Eerder had de kantonrechter de duur van het concurrentiebeding van twee jaar, geldend binnen een straal van 25 km vanaf de werkgever, beperkt naar één jaar. De straal van 25 km was gehandhaafd. Toch was de werkneemster binnen een jaar en binnen een straal van 25 km een soortgelijke onderneming als de werkgever begonnen. En die onderneming werd op naam van haar partner gezet… Het hof vond dat de werkneemster als eigenares van de op naam van haar partner gezette onderneming moest worden beschouwd omdat zij zich als zodanig presenteerde en de onderneming ook haar naam droeg. Dat de onderneming in het handelsregister op naam van haar partner stond en dat met haar een arbeidsovereenkomst is aangegaan moet als een schijnconstructie worden aangemerkt, zodat ondanks de gewekte schijn het overeengekomen concurrentiebeding was overtreden. Op grond van het vereiste van redelijkheid en billijkheid van artikel 6:2 BW had zij niet alleen moeten handelen naar de letterlijke tekst van het overeengekomen concurrentiebeding maar ook naar de geest daarvan. Daarbij was van belang dat de werkneemster weliswaar niet getrouwd of geregistreerd partner was maar dat zij wel duurzaam met hem samen leefde en samen met hem kinderen had. De zaak van de partner van werkneemster droeg haar voornaam en zij was de enige die in de winkel werkzaam was. Zij was ook als ‘eigenaar’ in het plaatselijke nieuws gekomen en ook uit berichten op sociale media viel af te leiden dat zij zich als eigenaar van de onderneming beschouwde. Alle vorderingen van de werkgever werden hierop toegewezen. De werkneemster werd bevolen direct haar ondernemingsactiviteiten te staken tot het einde van het concurrentiebeding, maar ook tot betaling van de overeengekomen direct opeisbare boete en tot betaling van de proceskosten.